Het belang van dampdicht geïsoleerde ventilatiekanalen: vocht voorkomen
08/12/2023
Al vele jaren is de markt bezig om ventilatie-installaties energiezuiniger te maken. De sterk opkomende warmteterugwin-installaties (wtw-installaties) zijn daar onder andere het resultaat van. Deze zorgen dat de warmte uit de afgezogen lucht wordt teruggegeven aan de toevoerlucht in het gebouw. Met wtw-installaties komt er hierdoor voor de installateur een nieuwe uitdagende isolatieklus bij: het dampdicht isoleren van ventilatiekanalen. Door temperatuurverschillen van de lucht die door de ventilatiekanalen gaat, is er risico op condens. En dat betekent dat de boel vochtig wordt. Waar moet je als installateur op letten om ervoor te zorgen dat de isolatie z’n werking behoudt? Bram van Luin, Manager Engineering bij R-Vent legt het uit.
Dampdicht isoleren is om ervoor te zorgen dat er geen ultrakleine waterdruppels (condens) kunnen ontstaan door temperatuurverschillen. Je wilt niet dat de isolatie op langere termijn helemaal nat wordt, want dat neemt de werking van de isolatie weg. Bij wtw-installaties is de af te voeren lucht naar buiten toe vrij koud, omdat daar de beschikbare warmte uitgehaald is door de installatie. In de opstellingsruimte daarentegen (zolder, technische ruimte enz.) is het vaak warmer. Een probleem dat kan ontstaan is dat de koude lucht in het afvoerkanaal kan gaan condenseren.
Je kunt het vergelijken met een koude fles frisdrank uit de koelkast. Wanneer je die buiten de koelkast zet, ontstaan er druppeltjes (condens) aan de buitenzijde van het flesje. Dit kan ook ontstaan in de toe- en afvoerkanalen van de wtw-unit door temperatuurverschillen. Om dit te voorkomen moeten kanalen voorzien zijn van dampdichte isolatie.
De juiste isolatiedikte om condensatie te voorkomen
Bij dampdicht isoleren is het toepassen van de juiste isolatiedikte heel belangrijk. Er zijn meerdere factoren die dit bepalen:
• De temperatuur van de afvoerlucht van binnen of toevoerlucht van buiten;
• De omgevingsluchttemperatuur;
• De luchtvochtigheid van de omgevingsluchttemperatuur
Hieronder zie je een voorbeeldberekening, die laat zien dat een standaarddikte van 13 mm voor wtw-installaties minimaal is.
Zoals uit bovenstaande tabellen duidelijk wordt, kan een klein verschil in temperaturen al gevolgen hebben voor de isolatiedikte.
Factoren om ook rekening mee te houden
Bij het isoleren van de af- en toevoerkanalen van een binnen opgestelde luchtwarmtepomp zijn veel extremere temperaturen mogelijk. De af te voeren lucht kan soms een temperatuur hebben van -15° Celsius. In deze gevallen kun je beter een minimale dampdichte isolatiedikte van 19 mm aanhouden. Een ander aandachtspunt is of er wel of geen toegang is tot de schacht na de bouw. Wanneer dat niet het geval is, moet de kans op condensatie echt tot een minimum beperkt worden. Bij een centrale stijgleiding in een appartementencomplex bijvoorbeeld. Dan kun je het beste een isolatiedikte van 25 mm nemen.
Dampdicht isoleren = anders monteren
Kwalitatieve ventilatiekanalen en hulpstukken worden fabrieksmatig al op de juiste manier geïsoleerd, maar een juiste montage is net zo bepalend. De belangrijkste aandachtspunten zijn:
• Er mag geen lucht onder het isolatiemateriaal komen door openstaande stukken bij het aansluiten, bijvoorbeeld van bocht op kanaal. Deze moeten goed aansluiten.
• De isolatie moet volledig doorlopen tot aan de kast (zeker bij warmtepompen) en goed aansluiten op de kast. Dus let op dat er geen speling is waardoor je het verzinkte kanaal kan zien en de isolatie niet goed aansluit.
• De beste manier om de beugel te monteren is direct op het stalen kanaal. Vervolgens daaroverheen de dampdichte isolatie, waarbij ook de houtdraadbout tot aan de muur en/of het plafond geïsoleerd moet worden.
• De dakdoorvoeren dienen geïsoleerd/dubbelwandig te zijn. Schenk daarbij speciale aandacht aan de afwerking van het dakbeschot. Al met al is goed vakmanschap van belang om vocht uiteindelijk echt buiten de deur te houden.
Brandveiligheid is een voorwaarde
Bij toepassing van bouwproducten is het belangrijk dat producten niet bijdragen aan brandvoortplanting en verspreiding van rook in een gebouw. Door toevoeging van dampdichte isolatiebuizen en hulpstukken veranderen de eigenschappen van het kanaalwerk. Er is veel verschil in brandbaarheid tussen de diverse isolatiematerialen. Om materialen te classificeren, worden ze ingedeeld in brandklassen. Sinds maart 2003 worden deze opgesteld in zeven euronormen. Bij de classificering wordt er ook getest of het materiaal brandende druppels veroorzaakt die ervoor zorgen dat brand zich elders ook kan opstarten, Daarnaast wordt de rookontwikkeling getest. Rook veroorzaakt bij brand doorgaans namelijk de meeste slachtoffers.
Hieronder zie je een overzicht welke brandklassen er zijn en de bijbehorende brandbaarheid. Ter verduidelijking van de afbeelding hierboven: klasse A1 geeft de beste prestatie bij brand en klasse F betekent dat het materiaal zeer brandbaar is. Zorg er dus voor dat het isolatiemateriaal altijd getest is - dus een prestatieverklaring (DoP) heeft - en hierdoor niet bijdraagt aan het verspreiden van brand en rook.
► Meer over dit onderwerp? Bekijk de themapagina Toekomstbestendige Renovatie!