Hoe ga je te werk bij de planning van een hybride-installatie
16/01/2024
Expert aan het woord
Door de energietransitie komen installateurs steeds meer in aanraking met hybride-installaties. Een hybride-opstelling, dus een combinatie tussen een ketel en warmtepomp, vraagt om een andere benadering. Rob van Houten, Technisch Specialist/trainer bij Wasco, legt je uit hoe je de installatiegrootte bepaalt en waar je allemaal rekening mee moet houden in je planning.
Bij een hybride-installatie is het advies om met de warmtepomp 30 tot 50 % van het benodigde vermogen bij -10C° af te dekken. Zo neemt de warmtepomp ongeveer 80% van de energiebehoefte voor verwarming voor zijn rekening. De rest van het benodigde vermogen en tapwater wordt verzorgd door de ketel. Tapwater wordt altijd door de ketel geleverd.
Installatiegrootte bepalen
Een veel gebruikte vuistregel om de installatiegrootte te bepalen is het gemiddelde gasverbruik van de laatste drie jaar te berekenen en dan per persoon 100m³ gas in mindering te brengen. Wordt er ook gekookt op gas? Trek er dan nog eens circa 60 m³ af. Het resterende deel is voor verwarmen. Bij een gemiddeld ketelrendement tussen de 90-95% is dan de energielevering: gasverbruik x 9,3/draaiuren afhankelijk van de leeftijd van de woning.
Rekenvoorbeeld
Een huishouden van 4 personen met een woning uit 1990, is volgens de ISSO- methode gerelateerd aan 1750 draaiuren bij gebruik van een hybride-warmtepomp opstelling. Het gasverbruik is 1700 m³ en er wordt elektrisch gekookt. Dan is er in totaal nodig: (1700-400) x 9,3/1750= 6,9 kW. Het warmtepomp-aandeel dat het benodigde vermogen moet afdekken is 50%. Dus minimaal 6,9kW/2= 3,45 kW.
Vaak wordt er voor 5 kW gekozen, omdat dit in veel gevallen het kleinste model warmtepomp is. Hiermee wordt dan > 80% van alle energievraag afgedekt.
Kies voor een merk en uitvoering waar je als installateur graag mee werkt en gebruik de appendages zoals deze noodzakelijk zijn om een en ander te kunnen monteren. Zorg voor een nette strakke afwerking en pas een buffervat toe wat meer dan 40 L water bevat; dit om bij ‘defrost’ (ontdooien) geen energie uit de installatie te halen. Pas een buffervat toe zoals hieronder weer gegeven.
Bestaande radiatoren
Bij toepassing van de bestaande radiatoren is het belangrijk om te bepalen of de watertemperatuur lager kan worden ingesteld. Houdt er rekening mee, dat bij verlaging van de aanvoertemperatuur, de afgifte snel minder wordt. Controleer dan ook altijd of er voldoende overblijft om de ruimten te verwarmen.
Plaatsing van een boosterventilatorbalk onder de radiator kan jouw klant 10-30% meer vermogen opleveren. Houdt er rekening mee dat de volumestroom veel groter is bij een warmtepomp dan bij een ketel, meestal 4x zo groot. In dit artikel lees je hier meer over.
Plaats altijd een actieve vuilafscheider met magneet en een luchtafscheider. Een verstopte condensorplatenwisselaar in een warmtepomp is een zeer kostbare reparatie.
Plaats tevens een spoelgroep in de retour naar de warmtepomp. Dit vereenvoudigt het luchtvrij krijgen van de warmtepomp en scheelt erg veel tijd. Het is simpel te maken door een servicekraan aan de voor- en achterzijde te voorzien van een vulaftappunt. Sluit de vulslang aan op de zijde van de warmtepompen, sluit de servicekraan en spoel de installatie luchtvrij door te controleren of via de andere slang het water luchtvrij wegloopt.
Vloerverwarming aanwezig
Controleer bij vloerverwarming altijd het type verdeler. Een hoogtemperatuurverdeler kan niet goed functioneren bij een lage watertemperatuur. De mengtemperatuur klopt dan namelijk niet meer, deze wordt te laag. Hierdoor ontstaan comfortklachten, pas altijd een ltv-verdeler toe of een pomploze verdeler (Let op: hierbij moet de ketel in tempartuur worden begrensd op 50°C). Sinds kort zijn er ook hybride-verdelers, deze werken met een dynamisch regelventiel die zelf de mix van cv-water bepaalt op basis van de instroom naar de vloerverwarmingsbuizen.
Meer over de juiste verdeler bij vloerverwarming lees je in dit artikel.
Opstelling buitenunit
Bij de opstelling van een buitenunit is het raadzaam altijd de volgende aandachtspunten in acht nemen:
• Staat de warmtepomp te ontdooien (Defrost), ontstaat er extra geluid en tevens een grote dampwolk.
• Condenswater dient op een dusdanige manier worden afgevoerd, dat er bij vorst geen problemen ontstaan. Het is verstandig om de eindgebruiker te informeren over de dampvorming bij lage buitentemperaturen.
• Gebruik altijd een werkschakelaar binnen handbereik van de buitenunit.
• De geluidsproductie van warmtepompen buiten varieert en is per merk en type anders.
• Kijk kritisch naar de opstelplaats van de buitenunit/eigen ventilatievoorziening in verband met geluid en resonantie
• Gebruik opstelbalken van gerecycled rubber of een muurbeugel met dempers.
• Een dak- of balkonopstelling kan uitkomst bieden. Let op dat het geluid niet rechtstreeks naar verblijfsruimten en aangrenzende tuinen kan uitstralen en veroorzaak geen klankkast.
• Geluid is aan de voorzijde (ventilatorzijde) groter dan aan de zijkanten.
• Plaats de warmtepomp op een aparte groep in de meterkast.
• Gebruik communicatiekabel tussen binnen en buitendeel met aardscherm; dit voorkomt storingen.
• Bij inbedrijfname altijd de installatie inregelen.